Het STAM neemt verschillende gebouwen in op de Bijlokesite. In de nieuwbouw word je eigentijds onthaald en voel je de hartslag van het hedendaagse Gent, in de abdij doorloop je het vaste circuit en in het klooster pik je tijdelijke tentoonstellingen en andere projecten mee. De historische gebouwen voegen een extra dimensie toe aan het verhaal van de stad - ze vertellen mee.
Om een eigentijds museum te kunnen zijn, had het STAM nieuwe onthaalfaciliteiten, nutsvoorzieningen en
technische ruimtes nodig. In de historische abdij- en kloostergebouwen
konden die niet worden geïntegreerd zonder ze ingrijpend te veranderen.
Daarom werd er een nieuw onthaalgebouw opgetrokken dat aansluiting
geeft op abdij en klooster.
Stadsarchitect Koen Van Nieuwenhuyse ontwierp een gebouw dat het evenwicht vertaalt tussen de historische lijnen van het patrimonium en de transparantie van een 21ste-eeuws portaal (foto © Phile Deprez).
Van op de Gentse binnenring brengt een breed pad je naar het open
huis dat het STAM is. In de volledig heraangelegde Bijlokesite springen
museumtuin, -terras en -vijver meteen in het oog. Het nieuwe inkomgebouw
van het STAM is tegelijk de toegangspoort tot de Bijlokesite en tot de
hele stad. Het STAMcafé en de cultuurtoeristische infobalie op het
gelijkvloers dragen hiertoe bij.
In dit hedendaagse volume is op de eerste verdieping ook de introductieruimte
ingericht, die voeling geeft met het hedendaagse Gent. Ook hier geeft
het gebouw een extra dimensie aan de inhoud die er wordt gebracht.
In de 14de-eeuwse Bijlokeabdij is het vaste circuit van het STAM ondergebracht (foto © Phile Deprez). Deze vaste opstelling vertelt het verhaal van Gent.
Het unieke aan het gebouw is dat het, net als Gent, van alle tijden is. Opeenvolgende bouwfases maken de geschiedenis van de stad zichtbaar. Elke ruimte is typisch een product van haar tijd en vindt aansluiting bij de stadsgeschiedenis. Het dormitorium en de refter evoceren bijvoorbeeld de groei van Gent tot middeleeuwse grootstad, de barokke zaal ‘1715’ roept de stad uit de 17de en 18de eeuw op. Zo voegt het gebouw een dimensie toe aan het verhaal dat er wordt verteld.
In de aanloop naar het STAM werden alle ruimtes van de abdij grondig
opgeknapt, en de bewaking van het hele gebouw werd geoptimaliseerd.
Vloeren werden, met het oog op circulatie (ook voor rolstoelgebruikers),
verlaagd tot een ouder niveau. Een aantal openingen die in de loop van
de 19de of 20ste eeuw werden dichtgemaakt, zijn weer opengebroken om de
circulatie in het patrimonium een logische samenhang te geven. De
abdijkerk staat weer in verbinding met het dormitorium en met de
pandgangen, en ook abdij en klooster lopen als vanouds in elkaar over.
De voormalige infirmerie, een bijgebouw van de abdij, wordt ingezet voor behoud en beheer van de collectie.
Het poortgebouw van het voormalige Oudheidkundig Museum, dat helemaal los staat van de andere gebouwen en een aparte toegang heeft via de Godshuizenlaan, doet dienst als vergaderinfrastructuur. De Armenkamer en de Baudelozaal maken dit gebouw tot een unieke locatie.
Het 17de-eeuwse Bijlokeklooster is de plaats waar de tijdelijke tentoonstellingen en de publiekswerking gestalte krijgen. Ook hier werden alle ruimtes opgeknapt en zijn een aantal historische openingen in ere hersteld om van de kloostervleugels weer volwaardige eenheden te maken (foto © Phile Deprez). De afzonderlijke toegangen vanuit het klooster op de boomgaard bieden interessante mogelijkheden voor een actief STAM.
De opening van het STAM vormde een mijlpaal voor de Bijlokeabdij. Het
betekende de start van een nieuwe fase in een eeuwenlange geschiedenis,
die in de 13de eeuw begon.
De oudste vleugels van de Bijlokeabdij zijn voorbeelden van vroege 14de-eeuwse baksteenarchitectuur in onze gewesten, met 13de-eeuwse relicten van Doornikse steen.De centrale gebouwen van de Bijlokeabdij zijn rondom een binnentuin en een kruisgang geschikt, wat overeenstemt met het typegrondplan van (cisterciënzer)abdijen. Een van de bekendste ruimtes in de abdij is de refter. Deze is overdekt met een houten spitstongewelf en voorzien van 14de-eeuwse muurschilderingen.
Deze cisterciënzerinnenabdij ontstond toen in 1228 het
Mariahospitaal, oorspronkelijk ingericht in een woning nabij de
Sint-Michielskerk, naar de Bijlokemeersen werd overgebracht.
In 1797 werd de abdij afgeschaft en verlieten de zusters de Bijlokesite. Ze keerden enkele jaren later terug en namen hun intrek in de 17de-eeuwse uitbreiding van de abdij, vanaf dan 'Bijlokeklooster' genoemd. De overige abdijgebouwen deden tussen 1805 en 1911 dienst als 'oudemannenhuis'.
Achthonderd jaar lang, afgezien van enkele onderbrekingen en hervormingen, waren de zusters verantwoordelijk voor het bestuur van de abdij en het hospitaal, en de ziekenverpleging. In de 17de eeuw werd de abdij in noordoostelijke richting uitgebreid met wat later het klooster zou worden.
In 1913 kocht de stad
Gent deze abdijgebouwen om er het Oudheidkundig Museum in onder te
brengen. Wat volgde was een – soms zeer ingrijpende – restauratie.
Daarbij kwam onder meer het interieur van de abdijrefter opnieuw aanhet
licht. De stuczoldering van Pieter Marijn – in de 18de eeuw in de refter
aangebracht – werd verwijderd en ondergebracht in de daarvoor speciaal
bijgebouwde nieuwe zaal ‘1715’. Er volgden nog meer dergelijke
historiserende constructies. Een nieuw toegangsgebouw werd opgetrokken,
met als centraal element (de reconstructie van) de voormalige
toegangspoort van het Sint-Elisabeth-Begijnhof. In 1928 opende het
Oudheidkundig Museum er de deuren.
De
zusters verlieten het Bijlokeklooster in 2001. Vanaf 2002 werden op de
eerste verdieping diverse culturele vzw’s gehuisvest. De
benedenverdieping werd gebruikt als tentoonstellingsruimte, onder meer
voor de tentoonstelling ‘Gent Morgen’.
De abdij– en kloostergebouwen ondergingen een grondige restauratie in functie van de inrichting van het nieuwe Stadsmuseum. Eind 2007 werd begonnen met de afbraak van enkele recente bijgebouwen en begin 2008 ging men van start met de bouw van het nieuwe toegangsgebouw, ontworpen door stadsarchitect Koen Van Nieuwenhuyse. Op 9 oktober 2010 opende het STAM zijn deuren.