De gelauwerde buste van Karel VI met lange pruik staat naar rechts met onder de buste, R en rondom, CAROLUS VI IMP. REX. FLANDRIÆ COMES • en met rondom een geprofileerde rand. Op de keerzijde staat centraal in een versierde cartouche het wapenschild van de acht parochies, bestaande uit een naar links klauwende leeuw met een rechtopstaande sleutel ; rondom bovenaan, OCTO PAROCHIARUM COMITIA en onderaan op de afsnede, HOC DUCE / TUTA en rondom een geprofileerde rand. De generaliteit der acht parochies was gelegen tussen Ieper en Poperingen. De acht parochies waren : Elverdinghe, Vlamertinghe, Noordschote, Zuidschote, Reninghelst, Locre, Woesten en Watou. Het ontstaan van de generaliteit is niet gekend. De oudste sporen gaan terug tot de 12de eeuw ten tijde van Graaf Thierry d’Alsace. De privileges werden bevestigd door Karel V. Het bestuur bestond uit een college samengesteld uit een deken en een griffier van iedere parochie. Bij het opmaken van de rekeningen werden penningen gegeven met het wapenschild van de generaliteit zijnde : “d’argent au lion de sable, accompagné à senestre d’un clé de même, posée en pal, le panneton en chef” In 1720 bestelde het college penningen bij Roettiers die vijftig dozijnen leverde in december 1721. In totaal werden waarschijnlijk 153 dozijnen geslagen, die uitgedeeld werden tot 1734.