Erepenning aan de magistraten van Ieper na de hongersnood, 1847
Op de voorzijde zit een gekroonde vrouw met lang gewaad, verpersoonlijking van de stad Ieper, op een troon, haar linkerhand rust op het wapenschild van Ieper, gehouden door een staande leeuw die een kanon over zijn schouder draagt en in haar rechterhand houdt ze een hoorn des overvloed met links aan haar voeten bussels graanhalmen en de toren van de stadshallen op de achtergrond en rondom bovenaan, FAME PULSA EGENIS SUCCURRIT en onderaan op de afsnede, M D CCC XLVII / WIENER F. (volgt de rand) ; rondom is een geprofileerde rand.
Op de keeerzijde staat binnen een open krans van twee eikentakken met vruchten, onderaan samengestrikt, AUX / MAGISTRATS / PRÉVOYANS / LA CITÉ / RECONNAISSANTE / ------- / VANDERSTICHELE DE MAUBUS, BOURGM: / ALPH : VANDENPEEREBOOM, ÉCH : / IWEINS-HYNDERICK, ÉCH : en met rondom een geprofileerde rand.
De jaren 1845, 1846 en 1847 waren rampjaren voor Vlaanderen. Naast de industriële crisis was er ook een noodsituatie in de voedingsnijverheid. Door de ziekte bij de aardappelen misten de mensen hun voornaamste bron van voedsel en waren aangewezen op andere voedingsmiddelen. De tarwe en dus het brood, steeg naar ongezien hoge prijzen, die door de werkmensen niet meer konden betaald worden. In 1846 bereikte de schaarste ook het platteland. Ook Ieper dreigde in de noodsituatie verzeild te geraken. Het stadsbestuur nam noodmaatregelen en organiseerde op haar kosten beenhouwerijen en bakkerijen waar de mensen aan lage prijzen konden aankopen. Daarvoor werden door de stad grote hoeveelheden meel en andere voedingmiddelen aangekocht en gestockeerd. Bij uitputting van de financiële reserves van de stad spraken de gemeenteraadsleden ook hun eigen middelen aan.
Deze genomen maatregelen zorgden ervoor dat Ieper gespaard bleef van de grootste ellende.
Als dank voor hun vooruitziendheid wilde de Ieperse bevolking haar dankbaarheid tonen aan het gemeentebestuur. Een inschrijvingslijst werd geopend voor het slaan van een erepenning.
Op 4 augustus 1847 had de plechtige overhandiging plaats. Er werden 4 zilveren penningen geslagen, één voor elk gemeenteraadslid vermeld op de keerzijde ervan, en één voor het museum. De overige exemplaren waren in brons. De overhandiging ging gepaard met grote feesten waarbij alle verenigingen, gilden en ook de gewone mensen, verenigd waren in de grote zaal van de oude Lakenhalle.