De kop van een molenas staat centraal op de voorzijde met bovenaan en onderaan een bloemetje en ernaast links, M en rechts, G ; rondom is een opstaande rand.
Op de keerzijde staat een stralende hostie boven een kelk met ernaast links, 17 en rechts, 17 ; rondom is eveneens een opstaande rand.
Het voorrecht van de nering bestond erin dat niemand buiten de nering enig graan mocht malen in de toen nog talrijke molens te Gent.
Bij de hervormingen van Karel V werden de molenaars samengevoegd met de olieslagers.
De patroon van de molenaars was St Victor omdat deze heilige in de derde eeuw de marteldood was gestorven door de pletstenen van de molen die daarbij in stukken vlogen. Hij wordt voorgesteld in krijgsgewaad met in de rechterhand een schild en in de linkerhand een windmolen.
De gezellen van de nering moesten verplicht deelnemen aan de processie ter ere van St Victor en aan alle missen voor de nering. Degene die zijn aanwezigheid niet kon aantonen door deze penning welke aan de deelnemers overhandigd werd, moest een boete betalen.