Op de voorzijde het hoofd naar rechts van Lodewijk XIV met rondom, LUDOVICUS XIIII . REX CHRISTIANISSIMUS . ; onder de hals langs de rand, J . MAVGER . F . en rondom een geprofileerde boord. Op de keerzijde rijdt een tweespan naar links gemend door een gehelmde vrouw met een speer, op de voorgrond liggen drie riviergoden , de twee rechtse in vooraanzicht en de linkse in rugaanzicht ; rondom bovenaan, VICTORIARUM IMPETUS . ; onderaan op de afsnede, AD SCALDIM LISAM / ET YPERAM . / M . DC . LVIII . en rondom een geprofileerde boord. De expansiedrang van Lodewijk XIV leidde in 1658 tot de verovering van gebieden in West- en Oost-Vlaanderen. Na de overmeestering van Oudenaarde en Menen versloeg de Maarschalk van Turenne aan de Leie het leger van de Prince de Ligne. Daarna volgden Ieper, Geraardsbergen en Ninove waardoor de meeste gebieden langs Leie en Schelde veroverd waren. Lodewijk had de gewoonte om voor al zijn zegepralen herdenkingspenningen te laten slaan. Ook deze opeenvolgende overwinningen van Leie, Schelde en Ieper werden in metaal vereeuwigd. De graveur stelt op de keerzijde de godin van de oorlog, Bellona, voor op haar strijdwagen terwijl ze de riviergoden, Schelde en Leie, overrompeld. Het omschrift “Victorarum Impetus Ad Scaldim Lisam et Yperam” wil zoveel zeggen als : De opeenvolgende veroveringen op de Schelde, de Leie en Ieper.