Piat Sauvage wijdde zijn carriere aan de tromp-l'oeil schilderkunst en aan de grisaille, hij werd dan ook de expert op dit gebied van zijn tijd. In 1774 verhuisde hij naar Parijs, waar hij deelnam aan de tentoonstelling van de Sint-Lucasacademie, en zich liet opnemen in de verschillende academies van Frankrijk. zijn doel was zijn kunst, de trompe-l'oeil te laten erkennen. Uiteindelijk werd hij dat jaar aanvaard in de Academie van Toulouse, Rijssel (1776), Sint-Lukas (1781) en de Koninklijke Academie voor Schilderkunst (1783) volgden. Van 1781 tot 1804 nam hij hij jaarlijks deel aan de tentoonstellingen van de Academie van Parijs. Piat Sauvage was echter vooral belangrijk als hofschilder. Vanaf 1780 was hij de officiële schilder van de prins van Condé en van Lodewijk XVI. In deze periode maakte hij o;a. werken voor Versailles, Fontainebleau en Compiègne. In 1810 verliet de schilder Parijs definitief en werd hij terug actief in België. Hij nam deel aan Salons in Gent, Brussel en Douai. De meeste werken van Piat Sauvage draaien rond de illusie van materialen, hij imiteerde vaak brons, marmer, steen, camee, lapis, terracotta of koper. Vaak schilderde hij bovendien op waardevolle dragers, zoals porselein, ivoor, tafzijde of marmer.