De jas heeft een hoge staande kraag en gemaakt uit zwarte wolcrêpe. De voorpanden zijn fel weggesneden. Op de rug vanaf de heupen naar beneden toe vormt de middenrugnaad een split en vormen de zijnaden een split en twee plooien. Lange mouwen met omslag. Twee zakken met klep met drie punten. De rand van het rechtervoorpand telt negen knopen, de rand van het linkervoorpand vier knoopsgaten waarvan het bovenste niet geopend is; ook de mouwomslagen en de zakopening tellen drie knopen, de zijnaad twee. De korte vest heeft een hoge staande kraag. De voorpanden hebben een kort fel weggesneden schootdeel. Twee zakken met een klep en drie punten. Sluiting midden voor met tien knopen en knoopsgaten. Op de rug is de middennaad onderaan open en de vest wordt er aangesloten met twee maal twee linten. Een kniebroek met een kleine horizontale klep die bevestigd wordt met drie knopen en knoopsgaten tegen een tailleband, over een vertikale sluiting met vier knopen en knoopsgaten. Tailleband met vooraan rechts een zak met belegstrook; twee knopen vooraan en achteraan (één ontbreekt!) voor de bretellen; midden rug heeft een split en twee linten om de broek aan te sluiten. De pijpen hebben langs de buitennaad onderaan een split gesloten met vier knopen en knoopsgaten en gesp aan de knieband. Het kostuum is versierd met borduurwerk in een patroon van bloemenranken met o.a. meiklokjes en lancetvormige bladeren. De knopen zijn met weefsel bekleed, behalve de bretelknopen (hout en been) en een klepknoop ( gesneden hoorn met siermotief achteraan gemerkt 'Cox's Superior) op de kniebroek. Deze ambtskledij werd vastgelegd bij het besluit van 2 nivôse van het jaar XI (23 december 1802) en werd geschonken door Adolphe Dubois. Albert Guillaume Marie Beyens (°Deinze 1760 - Brussel 1825), was voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Gent in 1814 - 1815.