Op de voorzijde staat p r o / L a b o r e / M e r c e s / I 7 6 9 met rondom drie cirkels.
Op de keerzijde staat centraal een monogram van ineengestrengelde letters omgeven door een rand van sierkrullen.
Het woord “Pijnen” betekende in de oudste betekenis, landbouwen, bewerken, maar ook, zijn best doen, moeite doen. Men vind deze nering terug in alle middeleeuwse steden.
Het voorrecht van de leden bestond in het dragen van allerlei goederen in en uit schepen en pakhuizen met uitzondering van de goederen van een burger voor privé-gebruik.
Het wapenschild van de pijnders was de Gentse Leeuw en de patroon St-Juliaan waarvoor een altaar in Sint-Michielskerk werd ingericht. Ook de processietoorts van de gilde is bewaard gebleven.
Volgens Minard-Van Hoorebeke komt op de keerzijde van deze gildenpenning van de Vrije Pijnders (Francs Porteurs de Sacs) de ineengestrengelde initialen voor van de deken van de gilde. In zijn eerste publicatie (1866) geeft hij hiervoor de letters, J.D.L. terwijl hij later (1877) de initialen J.L.D.M.C.T. vermeld. Ook de bewering van Minard, als zouden tot de nering ook vrouwen toegelaten geweest zijn, wordt door F. De Potter in twijfel getrokken.