Op de voorzijde staat een versierde mortier met langs elke kant een stamper met ertussen, I 6 7 2 en rondom een opstaande rand.
De keerzijde draagt de vermelding C R U Y / D E N I / E R S . en met rondom een opstaande rand.
De matrijzen voor het vervaardigen van de penning bleven eveneens in onze verzameling bewaard, zie inv.14.138.
De gildebroeders van de kruideniers hadden als voorrecht het handelen in allerlei kruidenierswaren. In 1540 werd door Karel V het ambacht samengevoegd met dat van de kaaskopers en de kaarsengieters. Elke gilde behield echter zijn eigen gebruiken, feesten en plechtigheden maar ze werden gezamenlijk bestuurd door één hoofdman.
De gilde van de kruideniers hadden als patroon de Heilige Maria-Magdalena, waarvoor een kapel was ingericht in de Sint-Niklaaskerk, en als devies : Peregrini probantur.
Het wapen der kruideniers, dat op de voorzijde van de penning is afgebeeld, was een gouden vijzel of mortier met twee zilveren stampers op een veld van sinopel.
Zoals bij de andere neringen was het ook bij de kruideniers een verplichting om de afgestorven broeders de laatste eer te bewijzen. Dit gebeurde met een zekere plechtigheid en de lijkstoet werd voorafgegaan door de vlag van de gilde. Deze penning was mogelijks dienstig voor de controle op de aanwezigheid van de gildebroeders op de plechtigheid.