De buste van Goethals staat op de voorzijde naar rechts met links van hem een zuil en rondom bovenaan, AMB. CAR. GIS. GOETHALS GAND. ARCIITPR. VIC. GEN. CAN. TIT. CAP. S. BAVONIS. en met onderaan langs de geprofileerde rand, F. DE HONDT F De keerzijde toont een gotisch monument met op een rechthoek, OBIIT / MDCCCXXXVI / ?.T. LXXXV en onderaan op de sokkel van het monument een wapenschild bovenop een banderol met de tekst, IN ALS GOET en met rondom een geprofileerde rand. Charles-Guislain Ambrois Goethals was een afstammeling van een oude en nobele Vlaamse familie. Hij werd geboren te Gent op 14 mei 1751. Hij was een zoon van Josse Laurent Goethals en Thérèse de Vijlder. Het wapenschild van de familie droeg het devies "In als goet". Hij bekwam uitstekende resultaten bij zijn studie te Leuven, waar hij burgerlijk en kerkelijk recht studeerde, en bij de algemene promotie in 1771 geproclameerd werd hij de eerste. Zich geroepen voelende tot de geestelijkheid, werd hij priester op 21 december 1777 en bekwam hij de graad van theoloog aan het Kapittel van St-Baafs op 27 december. In 1813 behoorde hij tot de groep geestelijken welke zich verzetten tegen de benoeming door het Napoleontisch bewind van de bestuurder de la Brue in het bisdom. Net zoals hen, moest hij zich verschuilen om niet aangehouden te worden. Hij bleef gedurende 26 maanden ondergedoken. Later verzette hij zich tegen het Charter van de oprichting van de Nederlanden van 24 augustus 1815, wegens de gelijkschakeling der godsdiensten. Daardoor werd hij op 23 december 1820 gevangengenomen. Na 5 maanden in de gevangenis werd hij onschuldig verklaard en vrijgelaten. Hij stierf te Gent op 26 april 1836. De opsomming van zijn benoemingen is vermeld in Guioth blz.215-216. Deze medaille maakt deel uit van een reeks van 4, gewijd aan Gentse geestelijken (Van Den Driesche, Triest, Ryckewaert en Goethals) en gegraveerd door de Brugse graveur F. de Hondt.