Christus wordt hier frontaal en in buste afgebeeld. Aan de onderste rand van de compositie rusten zijn handen over elkaar. Hij is getooid in een rode mantel en draagt een doornen kroon. Deze mantel refereert naar het kleed dat over de schouders van Christus werd gelegd vóór de Kruisiging wanneer hij werd bespot en met doornen bekroond (Mattheus, 27, v. 28-29; Markus 15, v. 17; Johannes 19, v. 2). Over zijn voorhoofd en gelaat tot aan de borst vloeit het bloed. Uit de ogen en over de wangen lopen enkele tranen. Dit onderwerp werd herhaaldelijk afgebeeld door Dirk Bouts, zijn zoon Albrecht en de meesters uit zijn omgeving. Uit de 15de en begin 16de eeuw zijn er talrijke versies bekend. Een dergelijk paneel was soms een onderdeel van een diptiek waarvan in het andere deel een treurende Maria met gevouwen handen werd afgebeeld. Christuspanelen van deze aard konden evenwel ook op zich zelf bestaan of als middenstuk van een triptiek. Dit werk is een kwaliteitsvolle toevoeging aan de lijst van gelijkaardige composities die opeenvolgens door Friendländer, Schöne, M. Davies, C. Eisler en Adhémar en tot slot door Nicole Veronee-Verhaegen werden opgegeven, aangevuld of verbeterd. De iconografie en de oorsprong van dit type van Ecce Homo-voorstelling werd door Panofsky bestudeerd. Het hier besproken schilderij beantwoordt vrij goed aan het werk van Dirk Bouts uit de National Gallery in London. Wel zijn enkele verschillen merkbaar. Zo is bijvoorbeeld niet merkbaar hoe de plooien van de mantel over de voorarmen zijn gelegd. Ook de behandeling van het modelé, ter hoogte van het sleutelbeen, is eigen aan deze versie. Het haar werd onhandig overgeschilderd, alsook de achtergrond die nu bruinachtig is in plaats van de oorspronkelijke gouden achtergrond. Dit werk behoort tot de Schenking Grandmoulin-Carbonelle.