De voorzijde toont een zicht op de Ieperse Hallen met onderaan op de afsnede, LES HALLES D’ YPRES en onderaan langs de geprofileerde rand, J.J.DUMONT REST. 1849 J. WIENER FEC.
Op de keerzijde staat centraal een grondplan van de Hallen met erboven, BEFFROI / 1RE PIERRE POSÉE / LE 1R MARS 1200 / PAR BAUDOUIN DE CONSTANTINOPLE / TERMINÉ AINSI QUE L’ AILE GAUCHE / VERS 1230 en onder het plan, L’ AILE DROITE COMMENCÉE EN 1285 / TERMINÉE EN 1304 / LONGUEUR 133 MÈTRES / SUPERFICIE DE LA GRANDE SALLE / DE L’ÉTAGE 1379 MÈTRES CARRÉS en met rondom een geprofileerde rand.
In 1845 graveerde Jacques Wiener een medaille van de Sint-Goedele-kerk te Brussel, waarbij hij zowel de buitenzijde als de binnenzijde van het monument afbeeldde. Het was het begin van een ganse reeks, beginnende bij tien medailles met de beroemdste Belgische kerken waarna hij overging naar de burgerlijke gebouwen waarvan hij eveneens tien verschillende medailles graveerde. Nadien kwamen beroemde gebouwen uit Europa en erbuiten aan de beurt, wat nog eens een reeks van eenenveertig penningen opleverde. Sommige werden gerealiseerd in samenwerking met zijn broer Leopold zoals deze van de Sint-Martinuskerk te Ieper.
Een groot deel van deze reeksen penningen bevinden zich eveneens in de verzameling (N.754 à N.761, N.785 à N.813, N.870, N.872 en N.902).
De lakenhallen, het Belfort en het stadhuis van Ieper, vormen één complex genaamde de Hallen van Ieper. De laken hallen getuigen van het grote textielverleden van de stad, het Belfort als uitkijkdonjon zoals in vele Vlaamse steden tijdens de Middeleeuwen. De klok van het Belfort sloeg het opkomen en ondergaan van de zon (dagclocke), de werkuren (werckclocke) en het staakt het vuren (scelle). In het stadhuis speelde zich zowel het bestuur van de stad als de rechtspraak af.
Vandenpeereboom heeft zijn bedenkingen bij de bouwdata vermeld op de medaille omdat ze niet door archivalische bronnen onderbouwd zijn maar enkel door overlevering en soms twijfelachtige publicaties. De oudste archieven van de stad Ieper dateren van 1280.
Dit exemplaar, waar op de voorzijde de vermelding, J.J.DUMONT REST. 1849 J. WIENER FEC ontbreekt, wordt niet vermeld in het werk van Bouhy.