Prijspenning voor de eerste prijs gewonnen door de Fonteine bij de maatschappij Kunstliefde te Brugge, 1842
De penning bestaat uit een effen rond plaatje, als volgt ingegraveerd :
Centraal een schuin geplaatst wapenschild van Brugge bovenop een lauriertak, een lier, een vlag en fakkel en allerlei toneelmateriaal en met rondom bovenaan, MAETSCHAPPY VAN TOONEEL- EN LETTERKUNDE ONDER KENSPREUK en horizontaal onder de afbeelding, KUNSTLIEFDE, / TE BRUGGE.
Op de ander zijde staat rondom bovenaan, TOONEELKUNDIGEN PRYSKAMP. en horizontaal, 1E PRYS / VOOR DE / TREUR- OF TOONEELSPELEN / AEN DE MAETSCHAPPY / VAN RHETORICA / DE FONTEINISTEN TE GENT (gebogen) / 1842. onderaan zijn krassen.
De plaat is gevat in een volle ring, versierd met een parelcirkel en een boord met symmetrische figuren en met bovenaan een lus en een ring. Op de lus is een makersteken ingeslagen (een horizontaal voorwerp (sleutel ?) met eronder een A)
In de zomer van 1842 organiseerde de Brugse toneelvereniging Kunstliefde een toneelwedstrijd. Voor het eerst sinds 1837 besloot de Fonteine aan een dergelijke wedstrijd deel te nemen. Tijdens de vergadering van het toneelcomité van 3 april 1842 werd besloten te Brugge deel te nemen met de stukken De Lasteraar en Het Gelderse landmeisje.
Negen verenigingen hadden zich ingeschreven, waaronder drie Gentse : Jong en Leerzuchtig, Broedermin en Taalijver en de Fonteine.
Tijdens de vergadering van 20 september 1842 kon Willems meedelen dat de Fonteine de eerste prijs behaald had voor het toneelwerk De Lasteraar. De prijs bestond uit een gouden medaille en 250 frank. Voor Blij- en zangspel ging de eerste prijs naar Broedermin en Taalijver. Mevrouw Van Peene, echtgenote van de toneelschrijver Hippoliet Van Peene, kreeg de prijs als beste toneelspeelster.
Op 26 september werden de beide verenigingen aan het station te Gent plechtig onthaald door de maatschappijen en gilden van de stad.
Bruikleen van de rederijkerskamer De Fonteine.