De zegelstempel behoorde toe aan het Sint-Jacobsgodshuis dat vermoedelijk ca. 1250 werd opgericht in het Nieuwland te Gent. Het godshuis stond onder het patronaatschap van de Sint-Baafsabdij. Het gaf onderdak aan een dertigtal proveniers maar ook bedevaarders die uit Sint-Jacob de Compostella terugkwamen konden er drie dagen verblijven. De proveniers waren meestal ouderlingen die tegen betaling een huis binnen het domein van de instelling ter beschikking kregen. We kunnen het beschouwen als een soort senoirenhuis avant la lettre. Het broederschap van Sint-Jacob de Meerere beheerde het godshuis tot 1540. Het was dus een van de charitatieve instellligen die niet door het stadsbestuur zelf was opgericht. Dit neemt niet weg dat het stadsbestuur wel degelijk invloed had, gezien heel wat van de bestuurders ooit een schepenambt uitoefende. Na de Gentse opstand van 1540 kwam het bestuur volledig in handen van het centrale gezag, met name de landvoogd der Nederlanden en zijn vertegenwoordigders. Het godshuis werd in 1863 opgeheven. De overblijvende bewoners verhuisden toen naar het Sint-Elisabethbegijnhof. Op 9 mei 1864 werden de gebouwen openbaar verkocht en gesloopt. Het kruispunt Van Caneghemstraat-Moestuinstraat-Groenstraat herinnert nu nog aan de toegangspoort van het godshuis. In het Gentse Stadsarchief bleef een 19de eeuwse aquarel met gezicht op het godshuis bewaard.
De gebouwen van het godshuis maakten plaats voor een gebouw waar aanvankelijk het Van Crombrugghe genootschap zijn introk nam. Later kwam de Liberale werksverdediging ( Van Caneghemstraat) er resideeren.