vanaf de 4de eeuw werd het branden van wierook tijdens het celebreren van het misoffer geïntroduceerd in het christendom. Hiervoor gebruikte men wierookvaten. De grondvorm bleef eeuwenlang dezelfde. Ze vertonen een cilindervormige of een hoekige vuurschaal waarboven het opengewerkte deksel is geplaatst. het vat kan worden opgehangen aan drie of vier kettingen die door ringen of openingen aan of in de rand van het deksel aan de vuurschaal vastzitten. De versiering verwijst naar een bepaalde stijlperiode. Zie ook inv. 10.547; 862;860; 850