Gedenkpenning 400-jarig jubelfeest van de Fonteyne, 1848
Op de voorzijde staat in het midden een gekroonde fontein in een drielobbige gotische omlijsting ; onder de fontein, als’t past bi apetite ; rondom in de uitsparingen van de omlijsting op een versierde ondergrond, links, koninglyke ; rechts, maetschappy ; onderaan, van rhetorica ; rondom een verhoogde boord.
Op de keerzijde In het middenveld, Vierhonderdjarig / Jubelfeest / 1848 met erboven een brandende olielamp en onderaan twee lauwertakken onderaan samengebonden ; rondom een verhoogde boord.
De eerste statuten van de fonteinisten dateren van 1448. Ze werden bekrachtigd door de magistraat van de stad Gent bij akte van 9 december 1448. Hun kenteken bestaat uit een fontein omringd door een muur met erop een torentje waar drie bronnen uitkomen als teken van de heilige drievuldigheid. Hun devies is "Als 't past bi appetite".
In zitting van 26 mei 1847 werd door het bestuur besloten het jaar daarop de 400ste verjaring te vieren en wedstrijden te organiseren.
De feesten bestonden uit vier delen : 1) een festival voor verenigingen van dramatische kunst 2) een wedstrijd voor literatuur (proza en gedicht) 3) een wedstrijd voor voordracht 4) een wedstrijd voor koren. Medailles in goud, zilver en brons alsook geldprijzen waren te winnen. Elke deelnemer ontving bovendien een herdenkingsmedaille. De medailles werden uitgereikt tijdens de feestzitting in de aula van de Universiteit. De zitting werd geopend door de heer Serrure, vice-voorzitter van de fonteinisten en professor aan de Universiteit. De grote laureaat van het feest was Mr. Eugène Zetterman voor zijn roman. Hij was een gewone arbeider en was niettegenstaande een gemis aan goede scholing toch opgeklommen tot de besten in de Vlaamse literatuur. Ook Mr. Van Duyse was een van de bekroonde laureaten. Het feest werd gesubsidieerd door staat, stad en provincie en het werd afgesloten met een banket in de Minard-schouwburg.
Al de verenigingen die geholpen hadden aan de festiviteiten ontvingen een medaille met een dankbetuiging op de rand gegraveerd. Twee van deze exemplaren zijn opgedragen aan kruisboogmaatschappijen (Nemrod en Sint-Rochus) die de feesten waarschijnlijk de nodige luister bijbrachten terwijl de beide andere (Progres Musical en Orpheus) ongetwijfeld voor de muzikale omlijsting zorgden. Een ander gekend exemplaar (in privéverzameling) is opgedragen aan de Melomanen.
De toewijzing van de gravure van deze, niet gesigneerde, medaille is niet altijd duidelijk. Prosper Claeys vermeld ze als “gravée par Lemaire” wat weinig waarschijnlijk is want Victor Lemaire vervaardigde zijn eerste medaille slechts in 1850. De creatie wordt door Victor Bouhy toegeschreven aan Jacques Wiener wat een meer plausibele toewijzing is.