Gietvorm voor de keerzijde van een gildepenning van de kaarsenmakers
Recto: Een man, met een ronde hoed met smalle rand, staat in vooraanzicht voor een ronde kuip met twee oren ; hij doopt met beide handen zes aan een stok opgehangen kaarsen in de kuip ; op halve hoogte, gesplitst door de man, I7 – 35 ; rondom, een gewelfde boord (dit alles verzonken en in spiegelbeeld) ; deze beeldenaar is omgeven door een iets hoger effen veld, dat op 600 h. onderbroken wordt door een naar buiten toe afhellend gietkanaal, en in de benedenhoeken en de rechter bovenhoek voorzien is van een ronde uitboring.
Verso: Effen.
De kruideniers, kaaskopers en kaarsenmakers gingen onder Keizer Karel samen de 9e gilde vormen, maar ze mochten hun eigen patroonheilige, wapen en devies behouden.
Het gebruik van gildepenningen was binnen de ambachtsgilden wijdverspreid. Ze dienden in vele gevallen om de verplichte aanwezigheid van de leden op de plechtigheden van de gilde te controleren.
De gietvorm van de voorzijde 14128