De muts behoort tot het type 'une dormeuse'. De mutsebol is gefronst aan een dubbele pas die opzij van het gelaat een weinig verbreedt en onderaan versmalt. Tegen de pas zijn aan weerszijden van het gelaat twee fijngefronste stroken aangebracht, de bovenste wat smaller dan de onderste. Deze stroken hebben een afgeronde vorm: smal bij de aanzet aan de slapen, breder opzij en lang in de nek. In de nek van de bol ligt een dubbele stroplint door kant geregen.