De kamerjas heeft langs de hals een smal bandje. De panden volgen de romp en gaan vanaf de heupen uitstaan, terwijl langs de middenrugnaad een plooi wordt gevormd. Lange tamelijk aansluitende mouwen met omslag. In de zijnaden op heuphoogte is telkens een zak. De voorpanden overlappen elkaar een weinig vanaf de maaghoogte. Een sluiting met twee haken en ogen aan de hals en op de borst. Een blauwe zijdekoord met kwasten dient tot gordel en is mogelijk later toegevoegd.
Het weefselpatroon bestaat uit golvende ranken bezet met vruchten en gestileerde grote of kleinere weelderige bloemen.
Een gift van de kinderen J. De Smedt, ter nagedachtenis van hun vader.