in een mooie rococo-cartouche is de heilige Antonius Abt, ook Antonius de kluizenaar genaamd, voorgesteld in een landschap. Deze patroonheilige van de busschieters is gehuld in een lange bruine pij. Met de rechterhand houdt hij een staf vast bekroond door de tau (T); op de andere hand ligt het boek met de heilige regel van het klooster. Het wilde zwijn met een bel aan de halsband, een verwijzing naar de bel van de leprozen, kan hier het symbool zijn van de duivel die de heilige in de woestijn bekoorde. Nabij de gesculpteerde vlaggestok prijkt het ereschild van de broederschap van de Gentse busschieters met een klimmende Gentse en Vlaamse leeuw en twee gekruiste bussen, en daarboven een lontstok en op het snijpunt een gekroonde G(Gent). Onder de cartouche met de patroonheilige verschijnen opnieuw de twee gekruiste bussen en de lontstok, die met een zijden lint zijn samengebonden. Verder nog tweemaal het taukruis of Antoniuskruis.