Op de voorzijde staat In het midden een gedrapeerd altaar, waarop twee lauwerkransen liggen en rechts van het altaar staat een gehelmde Minerva naar links die een lang gewaad draagt en een lier in haar linkerhand houdt terwijl ze met de rechterhand een jongeling in tunica kroont die links van het altaar naar rechts staat ; links van de voet van de jongen, S ; rondom bovenaan, HONOS ALIT ARTES en onderaan op de afsnede, UNIV. GAND. rondom is een geprofileerde rand. De volgende tekst is op de keerzijde ingegraveerd, IOH: BA: GUINARD / GANDENSI / IN CERTAMINE LITERAR. / ERUDITIORIS JUVENTUT. / BELGICAE / VICTORI / DOCTRINAE PRAEMIUM / MDCCCXXIII en met rondom een geprofileerde rand. Bij wet van 2 augustus 1815 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs in de Noordelijke Provinciën waren er beloningen voorzien voor uitstekende verdiensten van studenten. Ze werden uitgereikt in Leiden, Groningen en Utrecht. Nadien werd de maatregel uitgebreid tot de zuidelijke rijksuniversiteiten. Elk mocht jaarlijks acht gouden medailles uitreiken met een waarde van 50 florijnen – of de tegenwaarde ervan – aan de laureaten van prijsvragen. De te bekronen verhandelingen, in het Latijn gesteld, waren verdeeld als volgt over de faculteiten : één voor de Rechten, één voor de Geneeskunde, drie voor Wiskunde en Wetenschappen en drie voor Letteren en Wijsbegeerte. De Gentse Universiteit mocht dus theoretisch tussen 1817 en 1830, 104 gouden medailles uitreiken, in werkelijkheid waren het er 47. Johannes Baptistus Guinard veroverde zijn gouden penning in het academiejaar 1822-1823, in de discipline Wiskunde en Wetenschappen. De vertaling van de Latijnse tekst op de keerzijde gaat als volgt : Voor Jean-Baptist Guinard van Gent, als prijs (beloning) voor zijn kennis, hij was de overwinnaar in de wetenschappelijke wedstrijd van de meer opgeleide Belgische jongeren.