Een korset in droguet liseré met zes naden waarvan twee schuin toelopen naar midden voor en naar midden achter en twee zijnaden. Het korset is volledig met smalle vertikale baleinen verstevigd en extra horizontaal geschikte baleinen op het voorpand. Alle baleinen worden door stiksels op hun plaats gehouden. Het voorpand met een brede ovale halsuitsnijding eindigt op een lange stompe punt geflankeerd door twee tongvormige kleppen. Over elke heup spreiden zich zes smalle tongvormige kleppen met zeemleder bekleed uit, de voorste vier zijn telkens bezet met een klein worstvormig kussentje (bekleed met bedrukt katoen in een ruitjespatroon). De rugpanden reiken nogal hoog en zijn diep uitgesneden onder de armen en op de schouderbladen, waardoor ze bovenaan midden rug in een punt uitlopen. Zeemlederen banden verbinden deze punten met de schouderbanden van het voorpand. Deze beide rugpanden eindigen op een stompe punt. De sluiting midden rug met langs iedere rand acht niet volledig gesloten ringen waardoor vermoedelijk de linten geregen werden. Mogelijk werd dit korset omwille van de rijke bekleding zichtbaar gedragen onder een japon met een open lijfje, waaraan de voorpanden met veterlinten over het korset verbonden werden. Het zichtbare deel van het korset vormde dan een soort maagstuk. Het weefselpatroon bestaat uit een symmetrische compositie met bloemmotieven en kantstroken mogelijk van Duitse makelij met een kleurenpallet van groen tot donkergroen, wit, blauwroze, geel-lichtroze en zwart.