De penning heeft aan beide zijden een grote gekroonde G. In 1557 heerste grote hongersnood waar ook de inwoners van Gent slachtoffer van waren. Het was moeilijk om brood te krijgen of grondstoffen om brood te maken. De Keure besliste dan ook in juni 1557 om loden penningen uit te delen voor het stadhuis waarmee de mensen de volgende dag een mud koren konden bekomen. In 1584, tijdens de belegering door Farnese werd opnieuw gebruik gemaakt van deze penningen. De muntmeester Ghysbrecht vermeld in zijn rekeningen van 1584 dat hij zes duizend van deze penningen heeft geleverd. De uitbetaling van de stempels gebeurde toen aan de graveur Weyns. Hij moest hiervoor gebruik maken van de gietvormen van 1557 die in de stad bewaard werden. Het is dus niet uit te maken of deze penning dateert van 1557 of van 1584. Begin 19de eeuw werden exemplaren in tin gemaakt door Jacques De Keghel, tinnegieter en verzamelaar. Er is eveneens een afdruk in rode lak. De gietvorm uit 1557 voor 4 stukken tegelijk zijn eveneens aanwezig in de verzameling (14.130)