Het jasje en de kniebroek in blauw-groen katoensatijn zijn gemaakt in de stijl van de 18de eeuw. Het satijnen jasje heeft een kleine omgeslagen kraag. De voorpanden zijn licht weggesneden vanaf het middel en langs de rand van het rechtervoorpand lopen zeven knopen. De onderste helft van de middenrugnaad vormt een lange split, geflankeerd door twee plooien, en de onderste helft van de zijnaden vertoont een dubbele plooi waarboven telkens een knoop. Twee zakkleppen met lange mouwen en hoge omslagen. Aan de binnenkant van ieder mouwuiteinde is een geplooide strook katoen met kantrand aangebracht om de hemdmouwstroken te suggereren. De mouwomslagen, uitgevoerd in bedrukt katoen, zijn samen met de kraag en de randen van de jas afgeboord met een goudkleurig galon. Het weefselpatroon bestaat uit verspringende horizontale rijen waarop bloemtuilen afwisselen met gekruiste takjes.
De satijnen kniebroek heeft een vertikale klep met knopen. Op de tailleband zijn zes knopen aangebracht ter bevestiging van bretellen en twee stroplinten in de lenden. De pijpen onderaan zijn over een band gefronst.