Kort vest in vaal lindegroene keperwol met een horizontale basis, een smal staand bandje rond de hals en brede revers, en in de rug wordt de vest aangesloten door twee maal twee linten. Een sluiting midden voor met een dubbele rij van zes knopen en langs de rand van beide voorpanden staan telkens zes knoopsgaten en knopen: vijf knopen van tombak (18de eeuw, één met een machinaal gegraveerd stermotiefje), zeven verguld koperen knopen (19de eeuw, opschrift op de keerzijde "supereinf").
De voorpanden zijn gesneden uit een geborduurd weefsel (mogelijk hergebruikt) in een patroon van verspringende horizontale rijen -die om de vier rijen in eenzelfde volgorde terugkomen- met anemoontakjes, afwisselend op- en neerwaarts gericht en gezaaide siermotieven.