japon van het type "robe à l'anglaise" bestaande uit overkleed en rok. De japon werd gedragen over een sikkelvormig kussen dat in de lenden bevestigd werd en waardoor het rokdeel op de rug en een weing in de zijden uitstond.
Het aansluitend lijfje heeft een diepe ronde halsuitsnijding, met een stroplintje. Het décolleté kan belegd zijn met een wit linnen of een kanten kraag, of bedekt met een grote gekruiste doek. Vooraan eindigt het lijfje op een stompe punt, door splitten in drie hoekige schulpen verdeeld. Op de voering van het middelste punt zijn twee korte lussen aangebracht. In de rug eindigt het lijfje op een scherpe punt. De voering van het lijfje, die met twintig baleinen verstevigd is, wordt midden voor dichtgeregen. De randen van de voorpanden werden vermoedelijk boven deze sluiting over elkaar gespeld. De driekwart lange mouwen zijn onderaan belegd met twee geplooide stroken. Wit linnen of kanten mouwstroken werden erbij gedragen.
Het lange, vooraan open rokdeel van het overkleed heeft een sleep. De stof is in fijne plooitjes tegen de taille gezet. Bovenaan de zijnaden is een opening waardoor men de zakken kan bereiken. Langs de zijranden is de rok belegd met een brede geplooide strook waarover een smalle gefronselde strook omhoog golft.
De wijde rok wordt met linten rond de taille gebonden. Extra wijdte op de heupen is aan stroplinten gefronseld. De sierstroken zijn met zijdepassement afgezet.
Het weefselpatroon bestaat uit golvende, kantachtige stroken bezet met bloemen (waaronder rozen en anjers) en vruchttakken op een fijn gestreepte achtergrond met gezaaide bloemmotiefjes.