Een groep monniken zijn links en rechts van een tafel, waarop een kruisbeeld staat en wat papieren liggen, verzameld. Boven hun hoofden is centraal de maagd Maria met Jezuskind en een engel afgebeeld. Allicht is de voorstelling te interpreteren als de uitbeelding van de professie van een monnik die links op de voorgrond neerknielt. Maria houdt immers met haar linkerhand het witte kleed van de Norbertijnen en met haar rechter een zwarte gordel vast, traditioneel de objecten die monniken ontvangen bij hun profetie. Abt Duermael is afgebeeld rechts naast de tafel. Hij houdt de hand aan de borst. Het tafelkleed op de tafel draagt zijn wapenschild. Vroeger werd het werk soms beschreven als het kapittel van de Baudeloo abdij onder het voorzitterschap van abt Duermael.
Dit werk is het modello dat Robert Van Audenaerde voorlegde aan de opdrachtgevers van het grote doek dat zich in het Museum voor Schone Kunsten te Gent bevindt en dat toelaat de voorstelling te identificeren. Waarschijnlijk is het geschilderd in opdracht van abt Gregorius Duermael. Op het modello zijn de details niet verder uitgewerkt en zijn de hoofden niet tot portretten uitgewerkt.
Een confrontatie met het grote schilderij in het Museum voor Schone Kunsten Gent (inv. S-90) laat een betere identificatie toe. Het grote doek en het modello moeten tussen 1725 en 1735 zijn ontstaan. Van Audenaerde werd immers reeds in 1769 als auteur van het schilderij vernoemd (J.B. Descamps, Voyage pittoresque de la Flandre et du Brabant, Parijs 1769, p. 249-250). Hij werd in 1725 lid van de Gentse schildersgilde en Gregorius Duermael was abt van juli 1721 tot 17 maart 1735 (P.F. Vyncke, Geschiedkundige schets der abdij van Baudeloo, Gent, 1922, p. 103 en 112). Volgens geschreven bronnen is het misschien een van de drie schilderijen die Van Audenaerde in 1733 en 1734 voor het kloosterpand uitvoerde (P.F. Vyncke, o.c., p. 85; zie ook Archief Gent, Nota's kunstenaars, A. 28). Descamps zag het grote doek immers in het klooster (o.c., p. 249).