Vaasvormige wandversiering in Régence-stijl van gedreven (of gestampt) en geciseleerd zilver. Halfronde voet met bladrand en licht uitgeholde greep.De buik heeft in het midden een cartouchevormig ornament met C-voluten en S-vormige akantusvoluten, dat aan de bovenzijde bevestigd is aan een centraal palmette. Bovenaan ter weerszijden van het palmetornament, is hij akkoladevormig uitgeschulpt en aan de onderzijde met een band akantusbladeren afgezet. De twee schuingeplaatste handvaten, die de vaas in haar contour volgen zijn sterk geprofileerde gebroken S-voluten met een C-vormige voluut. Ze dragen het meestermerk van Michiel de Grave die op 19 juli 1738 in de nering der Gentse edelsmeden werd ingeschreven. Het ornament is afkomstig uit de kapel gelegen in de zaaisteeg ook Schepenhuisstraat genoemd en werd door Emile Vanden Bossche in 1882 aan het museum geschonken. Er valt te noteren dat juist in 1758 het beeld van O.L.Vr. in het kapelletje van de Zaaisteeg, ook schepenhuisstraat genoemd, vernieuwd werd en de kapel verfraaid. Misschien kan het hierbij nuttig zijn te vermelden dat de nering der edelsmeden een huis in deze steeg hadden (crf. F. de Potter, Gent van den vroegsten tijd tot heden, II, Gent 1884, pp. 277-278).