Het aansluitend corsage is uit effen weefsel met een ronde hals en een gepunte taille. Rond de hals ligt een wit kanten kraagje met geschulpte rand. Een sluiting midden voor met achttien haken en ringetjes, over de maag geflankeerd door twee baleinen. Over de sluiting zijn vier zwarte kantrozetten aangebracht. Voor- en achter op de schouders liggen stikselporen (belegstrook?).
De driekwart lange naar onder toe verwijdende (pagode-)mouwen hebben een opgelegde versiering, een weinig onder de aanzet aangebracht en langs de onderrand en een deel van de buitennaad. Een gefronste strook (hoog-en uitstaand boven de mouw) met een gefigureerde rand (ovalen) en met een zwarte kant afgezet, en over de aanzet van de strook een effen geplooide strook, belegd met twee smalle fluweellintjes, vormen de sierelementen. De wijde ondermouwtjes met een smalle aansluitende polsband zijn recent vervaardigd van een roomkleurige synthetische taf, om het kostuum te vervolledigen.
De stof van de wijd uitstaande rok, die over een crinoline gedragen werd, is met brede platte plooien tegen de tailleband vastgezet. Het gefigureerde weefsel van de rok is aan dat van het lijfje geassorteerd. Patroon met hoge horizontale banen met zeshoekige siermotieven op drie verspringende rijen en gestipte achtergrond. Drie stroken in platte plooien en belegd met twee fluweellintjes zij in horizontale banen op de rok aangebracht waarbij weinig rekening gehouden is met het weefselpatroon. Aan de binnenzijde van de rok zijn rondom zeven reeksen van vier ringetjes aangebracht, waardoor linten kunnen geregen worden om de rok op te trekken. Een zak in een split vooraan opzij.
Waarschijnlijk is de japon aan het museum geschonken door Mevrouw Delori in 1949, en is het afkomstig van de familie De Muynck - Dobbelaere.