Begrafenispenning Eugenius Albertus d’Allamont van Roermond, 1673
Een gekroond wapenschild met een halve maansikkel en eronder, op een banderol de leuze, PATIENS ESTO en boven het wapen een kardinaalshoed met de trossen die langs beide zijden naast het schild hangen en met rondom een geprofileerde rand.
Op de keezijde de tekst, ILL. MVS / MVS / AC R. DNVS / EVGENIVS ALBERTVS / D’ ALLAMONT / V. RVREMONDEN DRIN. / IX. GANDAVEN EPVS. / ÆTAT. AO. XLVI. OBYT / MADRITI 28. AVG. / 1 6 7 3 (tussen twee bloemetjes) / R.I.P. en met rondom een geprofileerde rand.
Eugeen Albert d'Allamont was de zoon van Jan IV d'Allamont en Agnes de Merode. Hij was graaf van Brandeville, baron van Buzij, heer van Allamont, Malandry, Ansart en Blagny. Hij werd gedoopt door kardinaal Alfonso de la Cueva. Albrecht van Oostenrijk en Isabella van Spanje hielden hem boven het doopvont en gaven hem hun naam (Isabella's derde voornaam was Eugenia).
D'Allamont studeerde in Luxemburg, Trier, Mainz en Leuven. Hij nam dienst in het leger van aartshertog Leopold en woonde in 1648 de slag bij Lens bij waar hij werd gevangengenomen. Na zijn vrijlating trad hij in dienst van de Kerk. In 1653 werd hij als [kanunnik]] benoemd aan het kathedrale kapittel van Luik en in 1654 werd hij priester gewijd.
In 1659 werd hij door Filips IV van Spanje bisschop van Roermond benoemd en deze benoeming werd bekrachtigd door Paus Alexander VII bevestigd en op 11 juni 1659 nam hij bezit van de bisschopszetel van Roermond. Op 23 juni werd hij officieel tot bisschop gewijd in Mechelen door aartsbisschop Andreas Creusen, die eerder ook bisschop van Roermond was. Hij was toen 50 jaar.
Per 1 februari 1666 werd hij benoemd tot bisschop van Gent, waar hij 29 oktober werd ingehuldigd. Zijn wapenspreuk was patiens esto (Wees geduldig).
Op 31 maart 1673 (hij was toen 64 jaar) ondernam hij een reis naar Spanje om er bij de koning verslag uit te brengen over de toestand van de katholieke kerk in de Nederlanden. In Madrid aangekomen overleed hij. Volgens zijn wens werd hij er begraven in het Sint-Andries hospitaal en zijn hart werd naar Gent overgebracht om er in de crypte van de Sint-Baafskathedraal bijgezet te worden. Toen het Sint-Andries hospitaal twee eeuwen later werd afgebroken verdween ook zijn graf aldaar.
Zijn praalgraf (gemaakt door Jean Del Cour) bevindt zich links in het hoogkoor van de Sint-Baafskathedraal.