De jassen in groen laken (de eerste jas met geel-blauw gestreepte wolrips, de tweede in geel-zwart gestreept katoen) hebben een V-vormige halsuitsnijding met omgeslagen kraag en revers. De voorpanden zijn ter hoogte van het middel horizontaal weggesneden. Langs de halslijn en onder het middel zijn stukken van een valse vest (gestreept weefsel) zichtbaar. Een weefseletiket bevindt zich op de voering van het linkervoorpand H. Van Meerhaege en zoon, Gent en op de andere jas Meester kleermaker Odillon Carchon, Melle. Lange mouwen met onderaan de buitennaad een korte split en op de schouders getorste epauletten van groen wol en vergulde zilverdraad uitlopend op een drielobvorm. Rugpand met twee lange slippen elkaar een weinig overlappend en valse plooien langs de zijnaden. Twee zakken in de voering van de slippen en een sluiting met een dubbele rij knopen en acht knoopsgaten. Twee knopen langs de mouwsplit, één op de epauletten en één boven de zijnaadplooien. De knopen zijn versierd met verstrengelde initialen C.L. en achteraan gemerkt 'Lemaire, graveur à Gand'.
De livreijassen werden gedragen door lakeien van de V.Z.W. Société Littéraire (Club) te Gent en door deze vereniging in 1963 geschonken aan het museum. De livreien werden een laatste maal gedragen in 1952 voor de 150ste verjaardag van deze kring.
Van deze livreien bezit het museum nog twee kniebroeken, twee paar kousen, een paar schoenen, twee boorden, twee strikken, één boordstrook, twee epauletten en veertien knopen.