Voet is zeslobbig, rand opengewerkt geruit, in elk segment een rode geëmailleerde cirkel, omringd met sierrand met boven bladmotief tussen twee bloempjes; voorstellingen van passiewerktuigen: kleed en schaal; kruis, hamer, tang, speer, stok met spons; profiel van hoofd, strop, zwaard, lantaarn; kruis, in de armen kelk, daarboven telkens hand waar bloed uitstroomt in de kelk, onderaan kruis met kelk, links en rechts voet waar bloed uit vloeit in de kelk; pilaar en gesels 6 doornenkroon en spijkers. De stam is zeshoekig, nodus: zes eruit stekende ruitjes met rood email, op elke ruit een letter van Jesus, zesde ruit met een leliekruis. Daartussen uitgesneden sierelementen. Tegencuppa: fijn ruitvormig raster met sierrand, binnenste cirkel met afwisselend 1 granaat en 2 parels, cuppa verwijdt naar boven toe.
Pateen: onderaan versierd met een lineaire kruisvorm, de kruisvorm mondt uit in vier klavervormen. Rand: zeer fijne ruitraster met cirkeltjes er in.
Hoogstwaarschijnlijk te identificeren als kelk in 1866 geschonken door Joseph de Hemptinne, aan de proosdij Sint-Jozef.
Afkomstig uit de Sint-Jozefkerk aan de Wondelgemstraat in de Gentse Rabotwijk.