Een vrouw staat ten halve lijve naar links gewend ; ze draagt een middeleeuws kleed met wijde mouwen, een halssnoer, een mantel en een hoge gedrapeerde hoed met twee punten ; ze kijkt naar het Gents wapenschild dat ze met haar rechterhand schuin voor zich houdt en haar linkerarm rust op een borstwering die versierd is met een herhaaldelijk omgevouwen banderol die is voorzien van de inscriptie Gent – drie bloemetjes – vier bloemetjes met op de achtergrond links de Sint-Michielskerk en rechts het Belfort en links, langs de rand, Floris de Cuyper (verzonken) en rondom, een effen rand. Op de keerzijde is het effen veld omgeven door een met een bloemenslinger omwikkelde banderol die bovenaan het Gentse wapenschild omsluit en met op de banderol, links van het schild, STAD en rechts van het schild, GENT ; in de afsnede, langs de rand, Floris de Cuyper (verzonken) en rondom, een effen rand ; in het middenveld is ingegraveerd, AAN DE / SOUVEREINE HOOFDKAMER / VAN RHETORIKA / “ DE FONTEINE „ / 1448 - 1948 (onderaan, op de banderol). Onderaan op de rand is ingeslagen, FONSON. Op zaterdag 18 december 1948 ontving het bestuur van de Fonteine de magistraat van de Stad Gent en de Provinciale autoriteiten ter gelegenheid van haar 500ste verjaring. De volgende dag werd een Provinciale Culturele dag gehouden, enerzijds in het teken van dit 5de eeuwfeest maar ook gewijd aan de Rederijkerij in het algemeen. Enkele dagen voordien was er een ontvangst voorzien in het Gentse stadhuis. De hoofdman van de Fonteine, H. Van Overbeke, overhandigde aan de burgemeester de penning speciaal ontworpen voor deze verjaardag. De jarige vereniging mocht van haar kant de Stadsmedaille De Cuyper in ontvangst nemen. Een lofdicht op rijm van de hand van Jos. Vermeulen werd voorgedragen. De Fonteine ontving in 1949 ook een erepenning van de Provincie voor haar 500ste verjaring maar deze bevind zich niet meer in het patrimonium van de vereniging. Bruikleen van de rederijkerskamer De Fonteine.