In het middeleeuwse Gent werd de armenzorg waargenomen door verscheidene instellingen. Binnen de parochies stonden armendissen of H.Geesttafels in voor het uitdelen van geld of voedsel. Abdijen en kloosters organiseerden geregeld brooduitdelingen, terwijl op privé-initiatief hospitalen en godshuizen ontstonden waar armen, zieken en pelgrims terecht konden. Ook door het stadshebstuur werden liefdadigheidsinstellingen opgericht. In Gent werd in 1535 door een ordonnatie van Kezier Karel V de 'Armenkamer' ingesteld: een overkoepeld orgaan dat de diverse vormen van liefdadigheid controleerde en de weeshuizen en armenscholen beheerde. Geregeld werden dan ook collectes gehouden ten voordele van de Armenkamer. In latere periodes waren inzamelingen vooral bedoeld om de bedelarij in de stad in te dijken en uiteindelijk uit te roeien.
Talrijke collectebussen bleven bewaard in de verzamelingen van het museum. De oudste zijn meestal van ijzer , jongere exemplaren zijn van hout, versterkt met ijzeren banden. Ze sluiten op dezelfde manier als de ijzeren koffers met hengsellip en hangslot. Aan het deksel zit meestal de geldgleuf. Om te verhinderen dat men het geld uit de bus zou kunnen schudden werden rond de gleuf aan de binnenzijde van het deksel hinderende elementen zoals kleine kettingen of lederen reepjes aangebracht.