Dergelijke ruitvormige blazoenen, waarvan de figuren een rebus uitmaakten, waren niet ongewoon in Vlaamse en Brabantse rederijkerskamers. De tekst is door Prof. P. De Keyser ontcijferd als een vierregelig vers ter ere van de Heilige Maagd: Pute botmuylen int Ghelove Maria Laecken / Die wel Christus kercke ganslijck willen minnen / Breecken accoord deur Tweedracht saeyen hem onderstaecken /End' scheren veel schapen met valschen sinnen. / Volgens een niet meer te controleren traditie zou het blazoen uit de rederijkerskamer Marien Theeren van Gent stammen. Prof. De Keyzer, die het stuk terecht omstreeks 1600 heeft gedateerd, heeft de hypothese naar voren gebracht dat het paneel uit een Kamer uit Zuid-West-Vlaanderen afkomstig is die het aan de Gentse Mariakamer zou geschonken hebben.