Gedenkpenning voor de wedstrijd voor Het landjuweel, 1948
Centraal staat de beker met erop een A in een lauwerkrans ; rondom bovenaan, KONING ALBERT’S INSTELLING en onderaan, ° 1923 ° HET LANDJUWEEL ° 1948 ° en rondom een kleine verhoogde rand.
Op de keerzijde staat centraal een wapenschild met de afbeelding van de fontein op de sokkel met bovenaan een wolk en rechts en links neervallende druppels ; rechts onder het schild verdiept, geo.vindevogel en rondom bovenaan, ALST PAST<> BI APETITE en onderaan, <> 1448 <> gent <> 1948 <> en rondom een kleine verhoogde rand.
In 1921 nam koning Albert een reeks initiatieven die moesten leiden tot een jaarlijkse toneelprijskamp voor amateur-gezelschappen, waarvoor hij de trofee zou schenken. Het hele opzet was duidelijk geïnspireerd door de oude landjuwelen van de rederijkers. De drijvende kracht achter dit alles was Herman Teirlinck, die datzelfde jaar op aanraden van de Minister van Kunsten en Wetenschappen als privé-raadgever van de koning was aangetrokken in verband met de aanstelling van een leraar Nederlands voor prins Leopold. De statuten van de Koninklijke Commissie voor Toekenning van het Landjuweel werden op 23 maart 1922 door de koning goedgekeurd en het eerste tornooi vond nog dat jaar plaats.
De door de koning geschonken trofee was aanvankelijk een beker die definitief behouden mocht worden door de vereniging die twee achtereenvolgende jaren de overwinning behaalde. De winnaar van het tornooi moest het volgend jaar de wedstrijd organiseren, maar de daaraan verbonden kosten en het feit dat de inrichtende vereniging niet kon meedingen naar de overwinning maakten dat veel laureaten er van afzagen. Omdat de Koning in 1929 reeds een vierde trofee moest schenken werd het reglement gewijzigd en werd de beker toegewezen via een wedstrijd tussen de laureaten van zeven opeenvolgende jaren.
De vijfde trofee werd pas in 1948 geschonken door prins-regent Karel. De wedstrijden werden ingericht door de Fonteine om aldus de viering van hun 500ste verjaring meer glans bij te zetten.
De winnaar was de toneelmaatschappij De Verenigde Taal- en Kunstminnaars uit Deinze ook genaamd De Nazarenen. De maatschappij De Verenigde Taal- en Kunstminnaars, onder kenspreuk Vooruit, werd opgericht te Deinze op 9 oktober 1858 en gaf haar eerste toneelopvoering op 6 januari 1859. Ze veroverden reeds in 1933 het Landjuweel te Oostende en werden in 1941 door de Souvereine Hoofdkamer van Rhetorica De Fonteine erkend als voortzetting van de aloude Rederijkerskamer De Nazarenen met het devies “Doynse om een beter”, die sinds het midden van de 15de eeuw te Deinze werkzaam was en ook in 1539 aan het Landjuweel deelnam te Gent.
Op 3 april 1848 gaven De Nazarenen een opvoering in de Koninklijke Nederlandse Schouwburg. Ze voerden er “De Blauwe Vogel” van M. Maeterlinck op en wonnen aldus het XVe Landjuweel. Op 11 april mochten ze van de Stad Gent een medaille van verdienste in ontvangst nemen.
De inrichtende Fonteine had voor deze wedstrijd tevens een speciale gietpenning laten ontwerpen door Geo Vindevogel.
Bruikleen van de rederijkerskamer De Fonteine.