De schoen in leder bekleed met gele-witte-groene gefigureerde zijde heeft een lange smalle afgeronde eindigende neus, en een 9,7 cm hoge naar voor geplaatste hak, bekleed met zwart leder, bobijnvormig (op de zijden achteraan: twee ribben) en met een wigvormige aanzet onder de welving van de lederen zool. Het bovenleder einidgt in een brede vierkante klep tegen de enkel. De hielstukken lopen elk uit in een smal tongvormig riempje: één kort (waarin een knoopsgat aangebracht werd, mogelijk niet origineel), één lang. Vermoedelijk werden deze riempjes met een gesp gesloten. De randen zijn met een lint afgebiesd. Een oud etiket op de hiel met het opschrift "1038".Het weefselpatroon bestaat uit vertikale strepen en bloemmotiefjes.